Venezuela redden

Sinds Hugo Chavez tot president werd verkozen heeft de vijandigheid van het Noordamerikaanse imperialisme tegen de bolivariaanse revolutie permanent en onder diverse vormen geheerst. Naargelang het door Chavez gestimuleerde proces van sociale transformaties vooruitging, en daarbij altijd de grondwettelijke normen en de wettelijkheid naleefde, probeerde het imperium nieuwe agressieve daden uit die het internationaal recht schonden.

De revolutie heeft miljoenen Venezolanen uit de absolute armoede en ellende gehaald, maakte een einde aan het analfabetisme, gaf iedereen toegang tot onderwijs en gratis gezondheidszorg en, ten slotte, gaf hen de volledige soeveriniteit terug.

Venezuela is grondig veranderd. Voor het eerst in zijn geschiedenis dienen zijn grote natuurlijke rijkdommen niet uitsluitend een minderheid maar werden en worden de opbrengsten verdeeld ten gunste van de brede massa’s. Maar het was een pad vol hindernissen.

De vele verworvenheden verdedigen en betere scores rond rechtvaardigheid blijven halen vormen een voortdurende uitdaging voor het volk van de Bevrijder*. Pogingen tot staatsgreep, “oliestakingen”, sabotage, economische, diplomatieke en politieke sancties, militaire bedreigingen en een ongeziene, multimillionaire propaganda om het land te isoleren en een buitenlandse ingreep te rechtvaardigen waren dagelijkse kost voor een volk dat, omgekeerd, niet alleen niemand heeft aangevallen of schade heeft berokkend, maar zich tegelijk heeft omgevormd tot een toonbeeld van broederlijkheid voor alle volkeren van het continent.

Venezuela is dan wel veel veranderd, maar het imperium heeft niets veranderd. Gisteren verklaarde Obama, zonder schrik te hebben zich belachelijk te maken, dat Venezuela “een ongewone en buitengewone bedreiging voor de nationale veiligheid van de Verenigde Staten” is. Vandaag zwaait Trump met het zogenoemde Interamerikaans Democratisch Handvest, dat hij wellicht niet eens heeft gelezen, want de huidige mandataris verklaart trots dat hij lezen verafschuwt.

De dood van Hugo Chavez betekende voor zijn land en de wereld een grote klap. Sinds Bolivar is er niemand geweest die zo veel voor de emancipatie van zijn volk heeft gedaan, niemand heeft Venezuela tot een toonbeeld van menselijke solidariteit en authentieke democratie kunnen maken. Chavez heeft zich tot zijn laatste adem voor zijn zaak ingezet en duidde, voor hij overleed, Nicolas Maduro aan als zijn vervanger en om zijn werk voort te zetten; hij was zijn beste leerling, een jonge arbeider en dichte medewerker, die, onder die dramatische omstandigheden en tegenover een machtige machine van laster en haat tegen hem, als winnaar uit de algemene verkiezingen kwam.

De regering Maduro heeft geen moment respijt gekend. Naast de dramatische val van de olieprijzen op de internationale markt kwam er de door Washington ontketende economische oorlog en waaraan de lokale oligarchie openlijk deelnam door op de beperkte goederen te speculeren en schaarste en ongenoegen te provoceren. Dat waren de belangrijkste factoren die ervoor zorgden dat de oppositie een meerderheid van de zetels in de Nationale Assamblee kon halen.

Men mag niet vergeten dat er sinds de eerste verkiezing van Chavez tot president Venezuela meer verkiezingen, plebiscieten en andere volksraadplegingen heeft gekend dan de ander landen van de hemisfeer die zich cynisch genoeg als scherprechters over de situatie in Venezuela willen opstellen. In de meeste van die democratische oefeningen kwamen de chavistische krachten als winnaar uit de bus, en wanneer dat niet het geval was hebben Chavez en Maduro de uitslag aanvaard.

Het past ook eraan te herinneren dat in de landen van Latijns-Amerika het tijdelijk verliezen van de meerderheid in het wetgevend orgaan niet de val van de regering betekent. Zelfs in de Verenigde Staten: indien dat zo zou zijn geregeld bij de Noorderbuur dan zou de lijst van presidenten die uit hun ambt werden ontheven eindeloos zijn: bijvoorbeeld Clinton, Bush en Obama, om maar de meest recente te vernoemen in een tweehonderd jaar oude traditie waarin het normaal is als de staatsmacht wordt uitgeoefend wanneer ze in het parlement over een minderheid beschikt. Om nog maar te zwijgen over Trump wiens presidentschap niet wordt betwist – zelfs al haalde Hilary Clinton meer dan drie miljoen stemmen meer – en die het grootste afwijzingspercentage heeft dan men zich in dat land kan herinneren.

Met moet vooral het subversieve, antigrondwettelijke karakter van Henry Ramos Allup niet vergeten die, toen hij het voorzitterschap van het parlement overnam, zonder omwegen een plan bekendmaakte om Nicolas Maduro binnen zes maanden van de macht te verdrijven. Hij formuleerde geen wetgevend programma maar kondigde een staatsgreep aan. Sindsdien hij heeft niets anders gedaan dan de chaos en de institutionele instabiliteit te voeden.

De OAE in zijn blootjeHet onwettig en onverantwoord gedrag van de oppositie heeft, in plaats van op een interne steun te kunnen rekenen, tot een groeiend verzet geleid van een volk dat, ongeacht de ideologieën, vrede en samenleven nodig heeft en wil tegenover de externe agressie. Om de wettelijke regering omver te gooien moest men een beroep doen op het buitenland en in Washington de steun gaan zoeken die men niet in Caracas kon vinden.

En dan verschijnen, niets minder of meer, de zogenoemde Organisatie van Amerikaanse Staten (OAS) en haar excentrieke secretaris-generaal Luis Almagro op het toneel.

De geschiedenis van dat “ministerie van yankeekolonies” is voldoende gekend. Meer dan een eeuw geleden, voor de eerste stappen werden gezet om het “panamericanismo” te stichten, waarschuwde José Martí voor het gevaar en riep hij op om voor de echte onafhankelijkheid van Ons Amerika te strijden.

Voor Almagro – of het Imperium – vormt Venezuela het enige probleem in het halfrond. Zijn ziekelijke antibolivariaanse obsessie brengt hen tot het ongelooflijke punt waarop ze een staatsgreep tegen hun eigen instelling plegen en hun eigen leiding negeren – de vertegenwoordiger van Bolivia die de voorzitter van de Permanente Raad en de deken van zijn ambassadeurs is, en de vertegenwoordiger van Haïti, de ondervoorzitter – om hun anti-Venezuelaanse strategie op te leggen.

Moest de OAS ook maar een minimum van ernst aan de dag leggen, zou ze tijd te kort komen om zich over de echte problemen van het continent te buigen.

De massale repressie tegen de Latijns-Amerikanen in de Verenigde Staten, de schandelijke muur van Trump en zijn maatregelen voor handelsprotectionisme, de beschamende afzetting van Dilma Roussef, clandestiene massagraven die overal opduiken in Mexico en elders, de dagelijkse moordpartijen op journalisten, de verdwenen jongeren van Ayotzinapa, de vermoorde meisjes in Guatemala, de brand van het Paraguayaanse parlement, de stakingen en volksprotesten in Argentinië, Brazillië en andere landen, zijn allemaal zaken waarvoor de volkeren belangstelling hebben maar die voor Almagro en zijn volgzame kudde niet bestaan.

De OAS werd immers niet opgericht om zich met de realiteit bezig te houden. Ze is nooit iets anders dan een instrument voor de imperialistische overheersing geweest. Dat ze dat versleten en verguisde instrument de hand reiken, en daarbij zelfs zijn regels en procedures met de voeten treden, is een alarmkreet. De imperialistische agressie is begonnen en we moeten haar stoppen.

De misdaad wordt op klaarlichte dag begaan, voor het oog van iedereen, en haar kalm observeren zou van een onvergeeflijke medeplichtigheid getuigen.

We moeten de solidariteit vermenigvuldigen. We moeten Venezuela redden.* Simon BolivarRicardo Alarcón is doctor in de filosofie en letteren, schrijver en Cubaans politicus. Hij was ambassadeur bij de UNO en eerste minister van Cuba. Hij zat gedurende twintig jaar de Nationale Assemblee van de Volksmacht van Cuba (parlement) voor.

Bron: CubadebateVertaald door E. Carpentier

Blijf op de hoogte. Schrijf je in op onze nieuwsbrief.

Restez informé. Abonnez-vous à notre newsletter.