ontmoetingen met Fidel Castro
10. Een mooie mulata
Als we haar bellen voor een interview, pruttelt ze tegen. ‘In het kader van een boek over Fidel? Waarom ik? Ik ben zangeres, van politiek ken ik niets. Eigenlijk heb ik ook geen tijd, ik ben aan het repeteren.’ ‘Maar het hoeft niet lang te duren,’ proberen wij voorzichtig, ‘en morgenmiddag interviewen we twee meisjes op het kantoor van de Pioniertjes*. Misschien kan het daar?’ ‘O, de Pioniertjes. Dat vind ik leuk. Ja, okee, dat moet wel lukken.’
We spreken af om drie uur in de namiddag. Omara komt de kamer binnen en ziet Katrien: ‘Aha compañera, je ziet er goed uit, hoeveel kilootjes ben je hier bijgekomen?’ ‘Ik kan onmogelijk naar Cuba komen zonder dat er wat bijkomt.’ ‘Dat is de Cubaanse lucht en de zon, die doen je goed.’ Cubanen hebben absoluut geen complexen over lichaamsgewicht, zoveel is duidelijk. Het ijs is meteen gebroken.
‘Van de drie broers is hij de meest bijzondere.
De natuur heeft hem overvloedig veel talenten gegeven.’
Omara Portuondo
Als sterzangeres van de Buena Vista Social Club is Omara Portuondo een van de bekendste Cubaanse gezichten in onze contreien. De twee andere boegbeelden, Compay Segundo en Ibrahim Ferrer, zijn ondertussen overleden. De Buena Vista Social Club maakte de Cubaanse traditionele muziek wereldwijd bekend bij het grote publiek en doorbrak zo op muzikaal vlak de economische blokkade.
We vragen Omara hoe haar carrière is begonnen. ‘Dat herinner ik mij niet meer zo goed... Ach, ik kwam uit de moederschoot en leerde lopen en zingen. (lacht) Mijn ouders leerden me de eerste liedjes, enkele daarvan behoren nog steeds tot mijn repertoire. Tijdens de afwas stonden ze te zingen. Ze waren maar amateurs, maar zo kreeg ik de muziek bij wijze van spreken met de moedermelk naar binnen. Dat gebeurt wel vaker in Latijns-Amerika, nietwaar? Iedereen zingt, speelt gitaar of draagt gedichten voor. Hier vloeit de cultuur voort uit wat de natuur ons geeft. De natuur geeft aan de ene muzikaal talent en aan de andere politiek talent. Maar zelfs politici zingen vaak! Weet je, de liedjes die ik van mijn ouders leerde, waren tegelijk mijn eerste lessen geschiedenis. Ze gingen over José Martí*, over de onafhankelijkheidsstrijder Maceo en zijn generaal Quitin Bandera. Dat was heel belangrijk.’ Op jonge leeftijd zette ze haar eerste stapjes in de muziekbusiness, en vrij snel maakte ze deel uit van bekende gezelschappen als Las D’Aida.
Omara is van gemengde afkomst en dat heeft haar leven gekleurd. Cuba bereikte zijn onafhankelijkheid driekwart eeuw na de meeste andere landen van Latijns-Amerika. Dat had te maken met de aanwezigheid van de zwarte slaven. In 1791 was de onafhankelijkheidsstrijd in buurland Haïti begonnen met een slavenopstand, en de blanke eilandbewoners waren als de dood voor een herhaling van dat scenario op Cuba. Ook in de VS, waar de slavernij in de zuidelijke staten nog bestond, was men daar niet happig op, er waren in de negentiende eeuw zelfs pogingen om het eiland te annexeren precies om een slavenopstand te voorkomen. Het resultaat was dat racisme en xenofobie sterk verankerd waren in de Cubaanse samenleving. Vóór 1959 kon je zelfs spreken van apartheid. De zwarte populatie had dan ook veel te winnen bij de revolutie. Omara: ‘Mijn vader was zwart en mijn moeder blank. Mijn grootvader was de zoon van een man uit een bekende Spaanse familie die naar Cuba emigreerde en er kinderen had met zijn slavinnen. Die kinderen konden later door hard labeur hun vrijheid afkopen, ik heb nog altijd hun vrijbrieven. In die tijd werd een gemengd huwelijk absoluut niet geaccepteerd: als mijn ouders op dezelfde plek werkten konden ze niet zeggen dat ze getrouwd waren, ze konden niet hand in hand lopen op straat. Maar mijn ouders leerden me dat rassenvermenging een goede zaak is, want, zeiden ze: “Zie maar wat het resultaat is: zo’n mooie mulata als jij!”’ We vragen haar of het racisme nog sterk verspreid was toen ze jong was. ‘Ik ben altijd jong gebleven’, lacht ze. ‘Maar alle gekheid op een stokje, zeker waren er daarmee nog grote problemen. Na de overwinning van de revolutie is dat beginnen te veranderen. De discriminatie werd opgeheven en het racisme bestreden.’
Wist Omara eind jaren vijftig wat er op til was? ‘In Cuba zelf werden we regelmatig geconfronteerd met slachtoffers van de repressie. Jonge mensen lagen vermoord langs de kant van de weg als we ’s avonds laat na een optreden naar huis terug keerden. Wij traden toen vaak in het buitenland op. Op een keer werden we in Mexico benaderd door mensen van Fidel, met de vraag of we hen financieel wilden steunen, ze waren toen de overtocht met de Granma* en de start van de guerrilla aan het voorbereiden. Naderhand wist iedereen dat er in de bergen een strijd woedde en dat Batista* Fidels mannen bombardeerde. Het was een ongelijke strijd, maar we hadden veel hoop. Op 31 december 1958 traden we met ons groepje op in een hotel in Havana. Iedereen wist wat er in de lucht hing, maar daarbinnen durfden we er niet over te praten. De volgende dag was het zover. De sfeer was fantastisch, iedereen ging de straat op, iedereen was gelukkig. Het was bovendien een prachtige, zonnige dag. De mensen konden amper wachten tot Fidel met zijn troepen Havana zou binnentrekken.
Voor de muzikanten veranderde er heel wat. Elk volk heeft cultuur nodig, dat besefte de revolutie zeer goed. Muziek, schilderkunst, literatuur en andere kunsten werden gestimuleerd. Het was een hele vooruitgang. Muzikanten als Juan Formel van Los Van Van, pianist-componist Frank Fernández en ikzelf werden aangesteld als adviseurs van het ministerie van Cultuur. Onze muzikanten krijgen vandaag een sterke klassieke opleiding als basis van hun vorming, maar daarnaast is er ook veel aandacht voor de traditionele Cubaanse muziek. Dat wordt nu allemaal geïntegreerd. De revolutie vat muziek niet op als iets dat geld moet opbrengen, dat commercieel moet zijn, maar als iets dat belangrijk is voor het land, als iets waardevols op zich. Daarom wordt er zoveel in geïnvesteerd. Zonder cultuur is er geen land, dat is fundamenteel.’
Sommige artiesten, onder wie enkele bekende, verkozen het land te verlaten, werpen we haar voor. ‘Ze deden dat omdat ze dachten dat ze elders veel meer zouden kunnen verdienen, niet omdat ze klachten hadden over de revolutie. Degenen die bleven kwamen best wel aan hun trekken. We traden op in grote zalen, in theaters en voor televisie, maar trokken ook de straat op, gingen naar het platteland en de bergen. Er gebeurde in het begin heel veel vrijwilligersarbeid, wij hebben ons steentje daartoe bijgedragen.’ Cubaanse artiesten en sportlui krijgen vaak forse sommen geld aangeboden om in het buitenland te gaan werken. Dat was ook het geval bij Omara. ‘Ze konden me niet overhalen, omdat ik hier graag leef. Ik vertelde je dat ik reeds als kind wist van de strijd van mijn voorouders voor onafhankelijkheid. Mijn ouders brachten me vaderlandsliefde bij. En kijk, hier staan we, tot de laatste snik, (zingt:) hasta el final. Ik heb mijn land vaak vertegenwoordigd, bijvoorbeeld ter gelegenheid van culturele verdragen met andere landen, onder andere in Europa. Ik kan je verzekeren dat de Cubaanse muziek veel waardering krijgt. Er is iets raars, een soort speciale chemie die ervoor zorgt dat je optreedt met veel liefde, omdat je van muziek houdt, omdat je je land vertegenwoordigt en omdat je zoveel respons krijgt van het publiek. Al die warmte en aanmoediging, dat is iets aparts. Ik ben er echt trots op dat ik hier geboren ben, omwille van wat Cuba is, omwille van de muziek, omdat we zulke goede schrijvers en dichters hebben. Elk land heeft zijn kwaliteiten en zijn cultuur, en de onze is schitterend.’
Omara heeft Fidel verschillende keren ontmoet, op feestjes en bij andere gelegenheden. Als we vragen hoe hij bij haar overkomt, volgt een stortvloed aan woorden en beelden, het komt uit haar buik. ‘Fidel is als een vriend van om de hoek. Hij is heel menselijk en eenvoudig, maar tegelijk heeft hij iets bijzonders over zich, een soort magnetisme. Het is de manier waarop hij met je praat. Of dat nu met een volwassene is of met een kind, hij vindt altijd de juiste toon om met om ’t even wie te praten, en de mensen begrijpen hem perfect. Hij weet te overtuigen omdat hij niet zweeft maar over de realiteit spreekt. En hij is ook goed op de hoogte van veel dingen omdat hij een vraagal is. Weet je waarom veel mensen Fidel respecteren en van hem houden? Dat is omdat hij al zijn krachten en al zijn energie heeft gegeven om dit land te maken tot wat het is. Als je het mij vraagt, het is een speciaal iemand. Ik ken zijn oudste broer Ramón goed, daar lijkt hij het meest op, maar van de drie broers is hij de bijzonderste. De natuur heeft hem overvloedig veel talenten gegeven.’
Bij het buitengaan zegt ze nog dat het soms pijn doet als mensen Fidel in het buitenland negatief afschilderen. ‘De onwetendheid is enorm. Sommigen zeggen die zaken omdat ze niet beter weten en anderen omdat het hun goed uitkomt. Ik ben geen politica, ik ben een eenvoudig mens, maar ik denk er het mijne van, ik ben in staat om de realiteit waar te nemen.’